
Een jaar geleden in de corona tijd kreeg ik mijn vaccin. Ik was meteen een aantal dagen onder zeil. Met koorts en al. Het werd een hele rustige zestigste verjaardag. Wel keek ik terug, zoals elk jaar. En vooruit. Reflecterend wist ik dat ik dat er iets ging gebeuren het komende jaar. Onvermijdelijk.
You think adventure is dangerous? Try routine, it’s lethal
Ik maakte een lijst. Zoals elk jaar. Met wat ik wilde. Wat er op stond? Terugkerende pijlers zoals, gezondheid, ik leef immers in geleende tijd en was op zijn zachtst gezegd, gezondheid ondermijnend bezig. Een paar van mijn dromen stonden er op, altijd weer. Als ik stop met dromen is het immers voorbij. Tot mijn eigen verbazing kwamen er ook nieuwe dingen op, recht uit mijn hart. Mijn baan opzeggen. Ja, toen al. Mirtos. Ook. Geen idee hoe en wat of waarom dat er op kwam. Dat krijg je als je je gevoel de vrije hand geeft. Ja, dat laatste is ook een terugkerend item op mijn jaarlijst.
Voor het komend jaar is het weer een interessante lijst geworden. Vraag er maar eens naar volgend jaar.
De lijst zit in mijn hart, in mijn hoofd. Ik kijk er niet meer naar, tot volgend jaar 19 juni. Door het met vulpen in zwarte inkt op papier te schrijven zet ik wat in gang om het vervolgens met rust te laten.
Ik heb mijn baan opgezegd en woon in Mirtos om even twee punten van de lijst van vorig jaar te noemen. Hoe ik dingen in gang zet, voordat ik weet dat ik het wil soms. Voordat ik weet dat ik het weet. Ik weet dat het uiteindelijk altijd goed komt. Zo niet. Dan is het niet het eind.
Ik kijk uit over de zee. De golven gaan hun eigen gang.
‘Wat doe je?’
Ik kijk op. Recht in de ogen van een kind.
‘Niks.’
‘Is dat moeilijk?’
Ik glimlach.
‘In het begin wel.”
Het kind gaat zitten op een meter afstand aan de vloedlijn. De golven knabbelen aan onze voeten.
‘Kun je me het leren?’
‘Doe wat ik doe.’
We doen samen minutenlang niks. Ik kan het je aanraden.
‘Wat ga je hierna doen?’
‘Geen idee. Jij?’
‘Niks, hoop ik.’
Een schelle stem doorbreekt het niks.
Het kind zucht en staat op.
‘Niet dus.’
Ik moet onwillekeurig lachen.
‘In slaap vallen op het zand wil nog wel eens werken. Vinden ze leuk.’
Het kind lacht, knikt samenzweerderig en rent weg, zijn toekomst tegemoet.
Op het strand zitten en niks doen staat bovenaan mijn lijst dit jaar, dat snap je.