Ik zit achter bij je op de fiets. Het is vier uur ‘sochtends. Hoogzomer toch ijskoud op dit vroege uur. Mijn handen in jouw jaszak. Ik schurk mij tegen je aan. Ongemakkelijk bovenop onze vishengels. Gisteravond hebben we samen pieren gevangen. Dansend op de mesthoop achter in onze tuin. Onder toeziend oog van een rijtje vogels. Af en toe gooi je een pier omhoog. We juichen als een merel hem vangt.
We gaan vissen in de Kreelsche Plas.
Ik heb niets met vissen.
Wel met jou en de uren volmaakte stilte.
Samen een hengel aanleggen. Witte broodjes met kaas, samen hete koffie slurpen uit plastic bekertjes. Zonder iets te zeggen samen een roedel herten zien drinken. Geluidloos juichen als een van ons een vis vangt. Voorzichtig het haakje verwijderen. Bijna plechtig de vis terug in het water laten glijden. De stilte intenser.
Het donker nog donkerder.
Magisch moment, vogels beginnen te zingen. Aarzelend als het eerste licht.
Op de terugweg praten we honderduit. Grappen en grollen, slingerend door het eerste verkeer. Vers warm brood halen. De geur van krentebollen in een vettige papieren zak. Een jaszak vol, steentjes, dennenappels, veertjes, een uilebal.
Het viswater is net op tijd beschermd natuurgebied geworden. Onbewust heeft de staat mijn herinnering geconserveerd.
De jonge beelddenker speelt er nog steeds. Gooit stukjes brood in het water tussen de lelies. Wachten tot een vis hapt en jij mijn geest beroert.
Stille glimlach. De laatste kring trekt het wateroppervlak weer glad.
Circle of life.
Altijd maar wachten op het licht.
Voor de zon opkomt drinkt nog steeds een roedel herten.
Wat een ontzettend mooi en literair bericht! Voor in beelden denkende en voelende mensen is het een gedicht waar geen woorden aan zouden mogen worden besteed. 🙂