Rond deze datum elk jaar lijkt het gras te bewegen in de zon, ook als er geen wind is. Als ik beter kijk is er volop beweging van de mieren. Alleen ze hebben nu vleugels gekregen. Ik ben geen bioloog hoor, ik vertel alleen wat ik zie, mijn beelddenkers werkelijkheid. En ook hier en daar tussen de stoeptegels is er in de mierennesten nog meer activiteit dan normaal. En ook hier mieren met vleugels. Op een bepaald moment, heel vaak op 9 juli, verschijnen er dan honderden meeuwen in de lucht. Als het droog is en op het heetste moment van de dag stijgen dan massaal de mieren op. Ze laten zich dragen op de thermiek bedenk ik want ze maken niet echt vliegbewegingen. Langzaam gaan ze omhoog en ergens, nog net voor het oog te zien komen er telkens twee samen. De paarvlucht heb ik eens
ergens gelezen. En ik stel me dan zo voor dat als het de mieren lukt te paren zij mogen doorvliegen naar de mierenhemel. Hoe het dan zit met het nageslacht weet ik ook even niet hoor, het gaat om het beeld. Inmiddels weet ik ook wel dat het er om gaat wie het met de koningin mag doen. Maar voor mij geldt: wie het niet lukt te paren wordt opgevreten door de meeuwen. Als kind kon ik daar in de zomer dagen op wachten en tussen de opstijgende mieren in het gras zitten tot er geen mier meer te vinden was. Ik zag ze nooit meer terugkomen. Hoe lang ik ook wachtte.
Een heerlijk mysterieus raadsel was het waar niemand mij antwoord op kon geven. Hoeft ook niet. Ik heb er nu een ander beeld bij. Pa ging hemelen op 9 juli in 2005, op de dag dat de mieren hun paarvluchten begonnen. Ik geloof niet in een hemel maar Pa deed dat wel. En daarom is het nog steeds een troostrijk beeld. Hemelen op een hete zomerdag terwijl de mieren tot grote hoogten stegen. Als op vleugelen gedragen. Wachten doe ik nog steeds, het bitterzoete raadsel blijft.
Maarten Smit