Dè beelddenker bestaat niet. Het label wordt ook niet geleverd met een kant en klare gebruiksaanwijzing. Dat geldt voor alle labels waar we kwistig mee strooien, of ze nu vandaag wel en morgen niet wetenschappelijk mogen bestaan. Het gaat om het kind zoals het zich aandient. Zoals ik het zie in zijn gezin, op school, in zijn systeem. Niet een passend label zoeken maar kijken wat hem maakt tot wie hij is.
Een label plakt immers de onderliggende talenten af.
Hij zat ziek thuis. Onderzoeken bij huisarts en het kinderziekenhuis leverden niets op. De ouders kwamen bijna om in de elkaar tegensprekende adviezen. Terwijl de hulpverleners zich langzaam opmaakten uitputtend met hem aan de slag te gaan zat ik op een ochtend bij ze aan de keukentafel. Iemand had bedacht dat ik iets zou kunnen betekenen voor hem. Meteen bij binnenkomst pikte ik buikpijn en hoofdpijn op. Die waren niet van mij. Vaak zegt dat al wat. Hij lag onder een dekentje op de bank. De ouders namen mij mee naar de keuken buiten gehoorsafstand. Ik registreerde dat moeder kleine slokjes water dronk en vaak naar het toilet rende. Ik registreerde dat vader paracetamol als snoepjes kauwde. Ze maakten zich ernstige zorgen vooral omdat ze niet meer wisten wat ze nu moesten doen. Al pratend ontdekte ik dat de variëteit aan lichamelijke klachten bij hun zoon opvallend was. Er was niet 1 ding wat er uitsprong. Dat moest inderdaad lastig zijn voor een arts om daar een diagnose op te stellen.
In gesprek met hem kon ik al vrij snel de link leggen tussen zijn hoofdpijn en die van zijn vader. Tussen zijn buikpijn en die van zijn moeder. Tussen zijn beginnende nekpijn en mijn stijve nek als gevolg van mijn eigen wintermalaise. Met tekeningen legde ik hem uit dat hij het talent had te kunnen voelen waar een ander last van had, alsof het van hem zelf was. In vrij korte tijd, leerde hij zorgvuldig onderscheid te maken wanneer iets van hem was en wanneer het bij de ander hoorde. Durfde hij zichzelf antwoord te geven op de vraag wat maakte dat hij altijd de pijn van een ander wilde ‘overnemen’. Leerde hij op school en buiten het gezin de pijn die hij oppikte, rustig te bekijken en waar nodig, terug te sturen naar de afzender.
Er zijn geen onderzoeken meer gedaan. Hij had in no time zijn achterstand op school ingehaald en was vanaf dat moment niet vaker ziek thuis dan een elk ander kind. Maar dan wel met “griep die helemaal van mij is”, zoals hij me vertelde. We konden zo de labels en diagnoses voor zijn, dit keer.
Natuurlijk, als je echt niet weet wat er met je kind mogelijk aan de hand is en je hoort dan voor het eerst van Dyslexie, ADHD, HSP en autisme, dan kan het helpen in je zoektocht naar wat het beste is voor je kind. Ze zijn echter veel meer dan 1 label. Elk kind komt met zijn eigen uniekheid in de wereld en als je dat wilt zien, is stickers plakken niet nodig. Een kind een label geven is hetzelfde als vragen wat het wil worden en dan maar 1 antwoord goedkeuren, want je kunt nu eenmaal niet alles worden wat je wil, je zult moeten kiezen. Hoezo? Je krijgt 1 label en daar hangen we alles aan op. Je kiest 1 beroep (op je twaalfde graag) en daar hangen we je hele leven aan op.
Toen bij mij ooit de diagnoses zich opstapelden ben ik mij ook als een gek gaan verdiepen in Linda Silverman, Elaine Aron en Carol Dweck om er maar een paar te noemen. Zij wisten immers hoe ik in elkaar stak. Gaandeweg kwamen daar Byron Katie, Temple Grandin en nog veel later Annek Tol bij. Via Gary Douglas, Dain Heer en Baukje van Leeuwen weet ik inmiddels dat ik een leven lang zal blijven leren. Ik hoef niet te kiezen aan welk rijtje eigenschappen ik moet voldoen. Ik ben meer dan mijn labels. Welk talent van mij voorrang krijgt bepaal ik in het moment. Multipotentialite, renaissance-man. Dat zijn teveel letters voor een label.