Ik wil dat hij weet hoe uniek hij is voordat het te laat is. Ik wil dat hij zich bewust wordt van alle ongelooflijke mogelijkheden. Ik wil dat hij weet dat het de moeite waard is om uit het leven te halen wat je kunt. En ik wil dat hij de subtiele, heimelijke en belangrijke reden kent waarom hij als mens is geboren en niet als stoel.
Herb Gardner.
Hij had geen idee hoe uniek hij was. Alleen in het negatieve, dat hij niet mee kon komen met de rest. Hij wist wel dat hij anders was dan veel kinderen in zijn klas omdat hij niet beter zijn best deed. De houding van leerkrachten, de kritiek, de oordelen, de cijfers van zijn omgeving had hij moeiteloos omgezet naar een patroon van voortdurende zelfkritiek. Zo jong al de vaste overtuiging dat hij ook inderdaad niet genoeg zijn best deed. Zijn unieke schoonheid had hij sinds groep 3 niet meer kunnen zien. In de wat instabiele thuissituatie zag hij vooral volwassenen met een hele grote interne criticus.
Ik vroeg hem; “Dus jij doet niet genoeg je best?”
Onderuitgezakt haalde hij zijn schouders op en knikte kort.
“Hoe weet je dat?”
Hij keek me aan. “Huh?”
Ik herhaalde mijn vraag;”Hoe weet jij dat je niet genoeg je best doet?”
“Dat zeggen ze”, reageerde hij. Ik had zijn aandacht nu.
“Oh ja. ‘Ze’ zeggen wel meer. Hebben ‘ze’ ook verteld hoe je dan beter je best zou kunnen doen?”
Hij leunde voorover aan de keukentafel. “Nee!?”
“Hoe kun je nu weten hoe je beter je best zou kunnen doen als niemand je vertelt op welke manier?
Hij leek verbouwereerd. “Eh, tja, weet ik niet.” Zijn hoofd ruste nu op zijn hand, nadenkend keek hij langs me heen. De ouder verschoof onrustig op de bank. Ik tekende een grote zware zwarte kubus. “We spreken af dat deze loodzware kubus staat voor leren. Jij duwt er tegen aan maar je krijgt hem niet van zijn plaats. Langs de kant staan allerlei mensen te roepen dat je beter je best moet doen. Toch lukt het je niet.” Hij knikte. Het beeld sloeg aan. “Zo voelt het wel een beetje”, knikte hij langzaam. Ik tekende een lichte kleurige bal. “De andere kinderen in de klas hebben stap voor stap geleerd van de kubus een bol te maken. Die is nog steeds heel zwaar maar doordat hij rond is rollen ze hem makkelijker vooruit dan jouw kubus.”
Hij keek naar de tekening, hij blikte omhoog naar de ouder die bij de keukentafel was komen staan. “Ik denk dat jij ongelooflijk hard je best doet om dat blok van zijn plaats te krijgen. Je duwt je te pletter en een dag school kost je daardoor heel veel energie.” Zijn hoofd hing omlaag nu.
“Van mij mag je stoppen met nog beter je best doen.”
Hij keek me aan. Zijn ogen glansden. Na een diepe, louterende zucht zei hij; “En dan gaan wij er samen een bal van maken.” Het was niet eens een vraag meer. We konden aan de slag. Het kostte me weinig moeite hem zijn andere manier van leren te laten ontdekken.
De ogen openen van zijn omgeving, dat duurde langer.
In ons schoolsysteem en in de samenleving, soms ook in het gezin, conditioneren we blijkbaar regelmatig kinderen zodanig dat ze zichzelf als een object gaan zien, meestal een object vol tekortkomingen. Het is dan ook niet verwonderlijk hoe kinderen onmiddellijk een gevoel van schaamte en schuld krijgen (Calvijn is niet dood te krijgen hier in Nederland) bij het maken van fouten en daar dus niet van durven leren. Leren wordt dan alleen nog gedaan om goedkeuring te krijgen, straf te voorkomen, schaamte te vermijden, schuld te vermijden, uit moeten. Leren wordt dan nog beter je best doen, zonder dat je weet hoe.
Herkenbaar!