Ik ben 8 en mijn vader is een held. Hij is soldaat en ik hoop dat het maar gauw oorlog zal worden dan gaat hij vechten en krijgt nog meer medailles. Mijn vriendjes en ik gaan hem daar natuurlijk bij helpen. We oefen met stokken op het veld tegenover mijn huis. Als we erg avontuurlijk zijn maken we een verkenningstocht door de weilanden. Overal kan de vijand zich verstoppen. Als we een brandgang vinden spelen we onze favoriete scene compleet met explosies en gruwelijk verminkte lijken. Van de vijand natuurlijk. Wij zijn de winnaars. Altijd. In gevecht met de verzonnen vijand, staan daar ineens heel echte jongens uit een ander dorp. Er vallen rake klappen, we verliezen en vluchten met pijnlijke blauwe plekken. Een week later liggen we in hinderlaag, onze stokken zijn zwaarder, vegen schoensmeer op onze fanatieke gezichten. We overvallen de echte jongens en winnen deze keer. Onze heldhaftige avonturen zijn voer voor weken. Tot we overgaan op draken, of rolschaatsen of zwemmen.
Ons rechterbrein was in die tijd volop in beweging. Doen, spelen, nieuwsgierig de wereld buiten school ontdekken. Ons spel, het verhaal maakten we zelf. We activeerden onze innerlijke verteller. We dachten met onze handen, bouwden wat we zagen in ons hoofd en verbeelden ons wat we nodig hadden voor de voortgang van ons spel. Het verloop van ons bedachte verhaal activeerde ons werkgeheugen. Afspraken en regels over wie er hoe en wanneer zou sneuvelen, daar moesten we ons wel aan houden. Als iemand eerder weer opstond dan was afgesproken dan stopte het spel even en vochten we dat uit of sloten snel een compromis. We leerden spelenderwijs chronologisch een verhaal te maken zonder onze fantasie daarmee te beperken. We leerden zo communiceren, ruzie maken, vrede sluiten. We ontdekten oplossingen voor zelf bedachte en werkelijke problemen en obstakels. We leerden empathie voor elkaar, luisteren, geduld. Daarmee compenseerden we onze slechte prestaties op school en overleefden toetsen en testen. Het hele leven was een groot spel waarvan wij de regels goed kenden en waar nodig aanpasten.
In de wereld van de volwassenen raakten we langzamerhand verstrikt in regels en voorschriften, protocollen en verwachtingen. Raakten we elkaar en, erger nog, onszelf uit het oog.
Want, zeg eens eerlijk, weet jij nog hoe dat moet? Spelen?
Ik merk het bij mijn clientjes dat ze vaak al in groep 4/5 het spelen verleerd wordt. Enerzijds door het drukke schema in veel gezinnen, anderzijds omdat er veel huiswerk is. Daarboven op moet er nog extra geoefend worden vanwege het label dat je hebt gekregen en wat alles zou verklaren. Voor spelen is in het onderwijs maar weinig plek. De enige in de klas die mag bewegen is de leerkracht. Voor ‘wild’ doen op het schoolplein krijg je straf en zelf de wereld ontdekken mag alleen nog gecontroleerd met een ouder of verzorger naast je.
Toch is spelen een geboorterecht, net als lopen en praten.
Toch is spelen een biologische behoefte net als dromen en slapen.
Toch is spelen de hoogste vorm van wetenschap waardoor werkelijke veranderingen plaats kunnen vinden.
Toch is spelen een natuurlijke stand van ons brein.
Toch is spelen door de natuur bepaald, we zijn zo ontworpen en gemaakt om ons leven lang te spelen. Zonder spel geen evolutie. Spelen is universeel.
Het tegenovergestelde van spelen is depressie, de vijand van spelen is angst. Van beiden is veel aanwezig in ons hoge welvaartssysteem. Toch weten we het wel. Er zijn heel veel populaire onderzoeken op het moment en niet te tellen TED talks die door miljoenen worden bekeken. Maar we zijn zo gewend aan gebaande wegen, uitgestippelde stappenplannen, de bedrijfsprotocollen dat we steeds minder zelf denken. We zoeken voortdurend de bevestiging; Doen we het wel goed zo? Zoals het hoort? Het evenwicht tussen serieus en spel is ver te zoeken.
Zelf nadenken, zelf voelen, laat staan spontaan spelen daar is blijkbaar meer voor nodig. Spel is echter het cement van de samenleving, voorwaarde zelfs om mee te kunnen veranderen naar de toekomst die op ons afsnelt. Ik wens je toe, zoals ze er gelukkig zijn in mijn leven, dat er mensen op je pad komen die af en toe zeggen; ‘He joh, ga eens doen, ga eens spelen.’