Als mensen mij vinden willen ze veranderen. Ze hebben lang genoeg uit het raam gekeken hoe het leven aan hen voorbijging. Nu willen ze naar buiten, er deel van uit gaan maken, samen met mij de angst overwinnen om hun vleugels te gebruiken, hun eigen radertje te zijn, zelf (weer) aan het roer te staan. Dan is het wel van belang dat de omgeving mee gaat bewegen in het proces van verandering. Dat is vaak niet zo. Hij was de bekende stille dromer. Zijn grootste talent bestond uit het onopvallend matig presteren waardoor hij perfect leek te passen in het onderwijs van gemiddelden en sociaal gewenst gedrag. Zijn ouders dachten echter dat er meer in hem zat en dat hij misschien wat gelukkiger zou kunnen zijn. Ze hadden er namelijk last van dat hij soms volkomen onverwacht kon uitbarsten als hij vond dat iets onrechtvaardig was. De toon die hij dan aansloeg! Maar dat hadden ze nu onder controle. Dus, maak mijn kind gelukkig, daar kwam het zo ongeveer op neer.
We gingen samen op zoek. Op zoek naar zijn zelf, ik kan het niet anders noemen. Ik zag de dromer, de onderpresteerder. Ik vermoedde de vulkaan maar hij kwam verder vlak, zelfs bijna onverschillig over. Uitdagen, porren, prikken, zelfs liefdevol provoceren, ik leek niet tot hem door te dringen.
Tot mijn Pluis ingreep, op haar manier. Getraumatiseerd als ze is, zal ze nooit zo snel toenadering zoeken. Dit keer schurkte ze echter langs zijn benen, gaf zelfs kopjes. Ineens zag ik iets in zijn ogen. Tot mijn schrik tilde hij haar op. Ik zag ons al naar de eerste hulp snellen want poes kan vanuit angst behoorlijk haar nagels gebruiken. Ze liet het toe, ontspande en ging naast hem liggen spinnen terwijl hij haar zachtjes aaide. Ik vertelde het verhaal van haar traumatisch verleden en hoe ze hier langzaamaan haar vertrouwen had teruggekregen. Daar kwamen de tranen; “Dat mag iemand nooit doen met dieren”, snikte hij hortend en stotend. “Sorry hoor”, zei hij telkens, “ik mag helemaal niet huilen en zeker niet om een kat, sorry hoor.” Tot hij mijn tranen zag, ik geloof niet in professionele afstand. Grote ogen. Hij hapte naar adem; “Durf jij zomaar te huilen?”
De verbinding, de klik, was ineens ontstaan. We werkten samen een aantal keren aan het uiten van zijn gevoelens. Telkens met Pluis naast zich op de bank. Een mooi laatste traject in mijn oude huis waar de dozen al klaar stonden. Het verschil tussen verdriet en ontroering. Dat boosheid er mag zijn, dat het oké is om bang te zijn. Hij maakte grote sprongen. Zijn omgeving merkte dat. Oeps. Dat was blijkbaar niet de bedoeling. Er ontstonden twijfels bij ouders en leerkrachten. Hij gedroeg zich steeds meer onrustig in de klas, pikte niet zomaar alles meer, ja, werd zelfs brutaal!
Ik werd ‘ontslagen’ door de verontwaardigde ouders, maar gelukkig, het ‘kwaad’ was al geschied, onomkeerbaar. Het nieuwe schooljaar begon met een nieuwe leerkracht, die in de uiterst summiere overdracht had gelezen dat het verboden was dat ik nog contact zocht, dus deed zij dat maar :-). Zijn cijfers gingen omhoog, hij kreeg plezier in het leren, ging zaken ter discussie stellen en wist zich steeds beter te uiten. Niemand kon hem meer verbieden boos te zijn, hij was zichzelf geworden, ook al mocht dat niet. Het kon hem niet meer schelen dat het uiten van angst, verdriet en vreugde fout was in de ogen van zijn opvoeders. Hij dacht wat hij wilde denken, hij wilde alles wat hij wou, hij durfde te voelen wat er was, sloeg zijn eigen toon aan zonder zich af te vragen of het wel (aan)gepast was. Hij had zichzelf gevonden, anders misschien dan anderen maar vooral zichzelf.
Op het juiste moment, zoals altijd, was hij op mijn pad gekomen en spiegelde mij.