Op weg naar school stopte Tim even bij het zwarte meer. Het lag daar inktzwart te wezen. Geen leven , geen beweging in te bekennen. Met zijn hoofd gebogen, zijn ogen nog half dicht ging hij even zitten. Op de tak van de verdorde donkerboom met zijn toppen in de zware wolken. Het was weer vreselijk geweest vannacht. Hij had gedroomd. Zo naar, zo eng, zo echt. Dat mocht helemaal niet in Wakkerland. Nachtmerries waren verboden, dromen mochten niet bestaan. Er over praten betekende de doodstraf. Hij was de enige, dat wist hij zeker. Niemand droomde. Als hij het nu maar aan iemand kon vertellen dan zou het niet zo erg zijn. Een traan ontsnapte aan zijn oog, rende over zijn wang en drupte op een verdord blad.
Je in beelden denkende kind is een verhalenverteller. Wij kunnen verhalen vertellen als geen ander. De beeldende taal en het andere tijdsbesef maken het tot een film met vooruitblikken en flashbacks. Alleen bij óns is de film beter dan het boek. Als ons geleerd wordt enige structuur aan te brengen dan zijn wij in staat om iedereen aan onze lippen te laten hangen.
“Zeg, zo erg kan het toch niet zijn?” De vogel tjilpte heen en weer wippend in zijn felle kleuren voor zijn ogen. “Hoe kom jij hier?” Tim was oprecht verbaast. Hij kende vogels alleen van plaatjes in een oud verboden boek van zijn Opa over Dromenland. Dat ze echt zouden bestaan had hij nooit durven dromen. De grens met Dromenland was al eeuwen gesloten; streng verboden toegang. “Ik kan vliegen, weet je, mij houden ze niet tegen”. De vogel fladderde door de boom heen en weer terug. “Maar vertel?” Tim keek om zich heen. Er was niemand te zien in de wijde omgeving. Wat kon hem het schelen. Hij vertelde over zijn nachtmerrie. Over grote stenen wachters en dat hij niet van ze kon winnen. “Ja en? Vertel het aan de dromenvanger en het is over”. De vogel wipte onrustig heen en weer. “Maar waarom huilde je nou?” “Dromen mag niet hier”, legde Tim uit. Er over praten is bij de wet verboden. De vogel zat ineens helemaal stil. “Vandaar dat het zo’n dooie boel is hier”, zei ze tenslotte. “Wij komen hier niet graag. Alleen als het nodig is. Zoals nu.” Ze sprong op zijn schouder en vertelde over Dromenland waar ze woonde, over dagdromen en luchtkastelen, wensdromen en toekomstdromen. “We dromen wat af en vertellen onze dromen aan elkaar. Daar worden ze nog mooier en groter van. We slapen er ook beter door. Nare dromen vertellen we net zo lang aan de dromenvanger tot ze verdwenen zijn.” Het leek Tim te mooi om waar te zijn. “Misschien dat daarom bij ons altijd de zon schijnt”, fluisterde ze in zijn oor, “en de bomen lichtgroen zijn?” Het zou zomaar kunnen.
Verhalen vertellen en naar verhalen luisteren is voor je kind een belangrijke manier om de wereld om hem heen te kunnen ordenen. Doordat je kind luistert naar verhalen en zelf leert ze te vertellen, ontwikkelt hij zijn luistervaardigheid. Hij krijgt een grotere woordenschat. Het vergroot zijn concentratie vermogen. Zodra je kind een verhaal wordt ingetrokken wordt zijn denken over hoe je een probleem aan kunt pakken gestimuleerd. Je geeft zijn verbeeldingskracht een boost terwijl en passant zijn gevoel voor taal en spreekvaardigheid wordt bevorderd. Het zal later een belangrijke vaardigheid voor ze zijn gezien het steeds groter wordende belang van storytelling.
“Maar hoe kan dat dan?” De ketel vulde de theekopjes, de schilderijen kuchten ongeduldig, de smeulende houtblokken verwisselden van plaats waardoor het vuur oplaaide. “Daarvoor moet je eigenlijk weten hoe het werkt in je hoofd”, legde Mees uit. “Alles wat je meemaakt op een dag komt binnen als het ware in een klein kamertje in je hoofd, een soort halletje. Dat kan soms een rommeltje worden. Door te dromen ruim je de hal op zodat er de volgende dag weer van alles in kan. Je kijkt nog een keer naar alles wat er gebeurt is die dag. Of je het wilt bewaren of niet. Daardoor voel je je ook uitgerust als je wakker wordt. Als je niet meer droomt, tja, dan puilt de hal op een gegeven moment uit, er kan niets meer bij. Je word moe en humeurig en alles om je heen verliest zijn kleur.”
Wanneer je je kind de ruimte geeft om zijn fantasie en creativiteit de vrije loop te laten, kan dat zijn verbeelding, verwondering en andere vaardigheden prikkelen. Bij het luisteren naar en het vertellen van verhalen ontdekt je kind hoe het zijn zintuigen kan gebruiken om het verhaal en de beleving te kleuren. Verhalen vertellen, in alle vormen, is de belangrijkste vaardigheid om je kind mee te geven. Het is de motor van zijn creativiteit. En laten we eerlijk wezen, dat wordt niet veel gestimuleerd op veel scholen, gezien de uniforme zelfgemaakte zwarte pieten en exact dezelfde sinterklazen die ik tegenkwam in de klassen waar ik observeerde.
“Jij”, gromde hij, “Jij koninginloeder dat je er bent”. De draak brieste. Vurige rook stoof uit zijn trillende neusgaten en verschroeide haar kapsel. Het hele paleis schudde. Koninklijk porselein viel overal in scherven. Ze durfde zich niet te bewegen. Mercy richtte zich op en sprak, iets vriendelijker nu; “Jij gaat nu de wet aanpassen. Je neemt mij en de Meesterdromenvanger weer in dienst. Zo niet, dan heb ik aan 1 hap genoeg om heel uwe majesteit te verzwelgen.” Hij boog langzaam zijn kop weer in de richting van haar angstige gezicht. “Ja”, piepte ze en deed het in haar koninklijke broek.
Begin in deze overprikkelde feestmaand eens met het vertellen van verhalen. Elk verhaal is goed. Ga offline, dim het licht, doe de kaarsen aan en vertel je kind verhalen. Stimuleer ze zelf verhalen te vertellen. Je zult verteld staan en genieten van deze momenten met elkaar. En wees gerust, op enig moment schuift ook je puber aan. Wees niet bang dat je het niet zou kunnen, of niet goed zou doen. Het vertellen van verhalen zit in onze genen. Eeuwenlang hadden we geen andere mogelijkheid om onze geschiedenis te onthouden dan door het doorgeven van verhalen. Je hoeft dat talent alleen maar aan te boren.
****
N.B. De fragmenten komen uit ‘Dromenland’, één van de verhalen waaraan ik werk.