Eindelijk gaat de voordeurbel. Wanneer ik de deur open, zie ik de man staan waar ik al bijna een jaar via facebook en mail contact mee heb. Het lijkt of ik hem jaren ken en moet me beheersen om hem niet als een oude vriend, die ik jaren niet gezien heb, te begroeten: met een stevige knuffel.
Zijn prettige donkere basstem is een aangename verassing. Tijs zit wat stijfjes en onwennig op de bank, maar voordat ik koffie heb neergezet zijn ze met zijn tweetjes lekker aan het keuvelen. Over koetjes en kalfjes, denk ik dan nog.
Ik zit wat achteraf aan de eettafel, op verzoek van Maarten. Vind het moeilijk om me er niet mee te bemoeien en Tijs niet te kunnen aanvullen op de vragen die Maarten stelt. Dus ik observeer. En dan begrijp ik wat Maarten doet. Hij ‘test’ mijn kind door middel van vragen te stellen.
‘Wat heb je gisteravond gegeten? Welke kleren had je aan? Heb je een fiets? Hoe ziet ie er uit?’
‘De fiets staat in de schuur. Wil je hem zien?’
Maarten lacht en zegt: ‘Als we straks even een pauze nemen gaan we naar je fiets kijken. Maar vertel, hoe ziet je fiets er uit?’
En Tijs beschrijft tot in detail, zelfs de fietsbel ontbreekt niet, hoe zijn fiets er uit ziet. Ondertussen kijkt hij omhoog en wijst af en toe in de lucht aan waar de zwarte strepen op zijn fiets zitten en wat er zo bijzonder aan zijn bel is. Het lijkt of hij letterlijk de fiets voor zich ziet in de woonkamer op zo’n één meter van hem vandaan.
Maarten vraagt aan Tijs of hij het leuk vindt om beelddenker te zijn. En mijn zoon schudt hard zijn hoofd. Hij wil het liefst normaal zijn en helemaal niet bijzonder. De kamers in zijn hoofd vindt ie ook maar onzin. Het werkt toch niet. Maarten luistert alleen maar, onderbreekt Tijs niet, reageert niet, kijkt alleen maar met een neutrale vriendelijke blik. Ik zie mijn zoon ontspannen. Hij wordt gehoord zonder goed bedoelde adviezen of reacties waar ik zo goed in ben.
Maarten vraagt of Tijs veel leest. Eigenlijk niet, maar nu heeft hij wel een super cool boek. Geronimo Stilton.
‘Gaaf’, zegt Maarten. ‘Zou je eens een stukje willen voorlezen?’
Mijn kind rent met twee treeën tegelijk de trap op en springt met boek en al op de bank. Hij begint te lezen: monotoon en slordig. Af en toe kijkt hij naar Maarten voor bevestiging, maar die kijkt met zijn neutrale, vriendelijke blik naar Tijs. Dan leest hij het woord ‘bed oog.’
‘Stop eens’, vraagt Maarten, ‘Weet jij eigenlijk wat een ‘bed oog’ is?’
Tijs kijkt hem aan: ‘Ik denk dat het een oog van een bed is. Dat oog ziet alles en volgt je overal.’
‘Kijk eens goed naar dat woord? Staat er werkelijk ‘bed’?
‘O nee. Er staat ‘bet’. Dan hebben ze het verkeerd geschreven.’
Maarten glimlacht en legt uit wat het woord ‘betoog’ betekent.
‘Kijk nog eens goed naar het woord en schrijf het over op dit lege witte blaadje. Je moet spieken hoor.’
Geconcentreerd schrijft mijn kind, zo netjes mogelijk, het woord ‘betoog’ over.
‘Kijk eens goed naar het woord en spel het woord eens. En nu andersom’
Zonder aarzelen spelt Tijs het woord betoog achterstevoren.
‘Zo, dit woord vergeet je nooit meer! En weet je wat het voordeel is van ons, beelddenkers? We kunnen zo elk woord in ons hoofd opslaan, als spiekbriefjes. Jij hebt altijd spiekbriefjes bij je. Daarom zijn de kamers in je hoofd juist zo handig, joh! Kun je alles terug vinden.’
‘Ben je ook beelddenker dan?’ vraagt Tijs. Al het andere wat Maarten gezegd heeft lijkt vergeten.
‘Cool hoor!’ zegt Tijs vol ontzag.
Ik merk ondertussen dat de energie van Tijs behoorlijk afgenomen is. Witjes zit hij inééngedoken op de bank. Hij wil alles perfect doen en kijkt heel vaak naar mij voor bevestiging. Maarten voelt het ook en zoals beloofd gaan ze bij de fiets kijken en de konijntjes bewonderen.
‘Zo. Nu gaan we lekker tekenen.’ Zegt hij als ze weer terug zijn. Tijs lacht en voelt zich helemaal op zijn gemak.
‘Ik kan niet tekenen’, verontschuldigt Tijs zich direct.
‘Tuurlijk wel. Alles wat je zelf maakt, creëert is goed, want dat komt van jou! En het is geen wedstrijdje.’
Maarten tekent op een A4 een hoofd: ‘Dit is jouw hoofd. Teken maar wat er in je opkomt.’
Als eerste tekent Tijs een dikke lijn van onder naar boven, precies in het midden van zijn hoofd.
Een linker- en een rechterkant. Aan de rechterkant tekent hij allemaal plaatjes: een klok, een groot raam, een bed, het fantasiaboek van Geronimo Stilton en zijn fiets. De linkerkant komt er bekaaid van af: een wirwar van zwarte lijnen (spinnenwebben) en een aantal rondjes (kijkgaatjes).
‘Kun je vertellen wat je hebt getekend?’ Tijs vindt het duidelijk moeilijk. Het is zoals het is en uitleggen is niet zijn sterkste kant.
‘De klok heeft hij getekend, omdat hij altijd wil weten hoe laat het is. Het fantasiaboek, het bed (van betoog) en de fiets daar moet hij nog steeds aan denken. De wirwar aan lijnen aan de linkerkant begrijpt hij eigenlijk ook niet. En dan voel ik dat Maarten een klein stapje in het hoofd van Tijs zet. Hand in hand gaan ze de donkere, spookachtige linkerkant verkennen. Tijs is bang om daar heen te gaan, omdat dit niet vertrouwd voor hem is. Het is een ruimte die bijna niet gebruikt wordt daardoor alle spinrag. Af en toe kijkt hij door de kijkgaatjes naar binnen. Maarten spreekt met zijn donkere, rustige stem tegen Tijs en samen komen ze weer terug.
Tijs ziet wit en is net een uitgeknepen spons. Er is weer een pauze. Hij moet duidelijk bijkomen. En ik ook, want wat was dit intens. Maarten komt bij me zitten aan de eettafel met het getekende hoofd van Tijs. Hij legt uit dat de hersenen bestaan uit een linker- en een rechter gedeelte. Beelddenkers gebruiken voornamelijk hun rechterkant (ritme, ruimtelijk inzicht, verbeelding, beleving, dagdromen, creatief, muzikaal). De linkerkant (beredeneren, tijdsbesef, taal, rekenen, planning en organiseren) wordt vaak minder gebruikt, of zoals in het geval van Tijs bijna niet. Maarten stelt voor om zijn angst weg te nemen door bruggen te bouwen tussen de rechter- en linkerhersenhelft, zodat hij makkelijker via een brug naar zijn linker helft kan gaan. Dit kan door middel van oefeningen. Deze wil hij straks na de lunch uitleggen. Verder valt hem op dat Tijs zijn energie niet goed verdeelt en dat hij zich heel erg bewust is van want anderen denken en vinden en zoekt constant bevestiging. Hij wil dat mijn kind dichter bij zichzelf blijft en leert ‘aarden’. Even baal ik, want ik had gehoopt dat hij het reken probleem zou aanpakken, maar ik begrijp ook direct dat we het ‘probleem’ bij de wortels moeten aanpakken. Inmiddels ben ik ook redelijk leeg. Het is zo intensief, maar ook heel bijzonder.
Eerst broodjes en dan gaan we verder met de sessie. Ik ben benieuwd wat er nog gaat komen!